In het Nederlands-Duitse grensgebied is sprake van ongelijkheid. Aan de Nederlandse kant van de grens zit de veehouderij nagenoeg ‘op slot’ terwijl de Duitse buren pal aan de grens volop nieuwe stallen bouwen. Dat de Europese natuur- en ammoniakwetgeving verschillend wordt uitgelegd in beide landen, komt tot uiting in de Overijsselse en Gelderse grensregio.
Volgens de Nederlandse wetgeving werkt de relatief grote hoeveelheid ammoniak in de lucht (achtergronddepositie) verzurend op de talrijke natuurgebieden aan weerszijden van de grens. Volgens de Duitse regelgeving vormt ammoniak nauwelijks problemen voor de natuur; de Duitse veehouders hoeven niet emissiearm te bouwen en kunnen de mest bovengronds aanwenden tot eind november. Het gevolg hiervan is dat de achtergronddepositie volgens de Nederlandse regelgeving verder toeneemt, wat de veebedrijven nog meer ‘op slot’ zet. De samenwerking tussen Duitsland en Nederland is uitstekend, maar beide landen worstelen met de vraag hoe zij rekening kunnen houden met elkaars natuurgebieden in de grensregio.
Achtergronddepositie betwist
In de Nederlandse regelgeving speelt de achtergronddepositie (hoeveelheid ammoniak in de lucht, die kan neerslaan op de natuur) een cruciale rol bij de ontwikkelingsmogelijkheden van individuele veehouderijen. In Duitsland is dat niet het geval, daar wordt per regio de achtergronddepositie bepaald voor het vaststellen van de landelijke ammoniakuitstoot. Opvallend is dat Nederland en Duitsland een verschillende methode gebruiken voor het vaststellen van die achtergronddepositie. Dit levert voor de Overijsselse/Gelderse grensregio twee volledig verschillende waarden op. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is belast met de bepalingen aan de Nederlandse kant van de grens, en komt voor het oostelijke grensgebied uit op een achtergronddepositie rond 1.600 mol/ha/jaar. TNO verricht de vaststelling voor de Duitse autoriteiten en stelt een bijna twee keer zo hoge achtergronddepositie vast: rond 3.000 mol/ha/jaar. Zowel het RIVM als TNO blijken niet op de hoogte te zijn van elkaars resultaten en zijn verrast over het grote verschil. Beide instituten schrijven het verschil in uitkomst toe aan het gebruikte rekenmodel. De achtergronddepositie wordt namelijk berekend omdat metingen te duur zijn. Beide instituten laten zich er niet over uit welk rekenmodel de waarheid het dichtste benaderd.
Het volledige artikel ‘Duitsland meet met andere ammoniakmaten dan Nederland – ongelijk spel in de grensregio’ kunt u lezen in V-focus april 2012. Een proefnummer is gratis aan te vragen.