Haarlem, oktober 2012. De Statenzaal van Noord-Holland wordt in bezit genomen door zo’n 60 genodigden. Allemaal echte natuurliefhebbers. Ik zie enkele bekenden zoals Harm Niesen van de Faunabescherming en Tweede Kamerlid Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren.
De PvdD en een aantal natuurorganisaties is hier bijeen om te praten over de natuur. Als landbouwjournalist was ik wel van het ‘andere kamp’, maar welkom. De groene advocaat Anna Jonkhof begon haar inleiding als jurist. “Met de stapel beleidsplannen over de natuur kan ik niets. Ik hou van bindend juridisch recht en dat ontbreekt nogal eens.” Al vlot kwam haar strijdlust boven: “Beleidsmakers moeten stoppen met duur onderzoek om schadelijke agrarische projecten toch te kunnen toestaan.” Ze was al weer vergeten dat ze luttele minuten daarvoor nog lovende woorden sprak over het zeer gedegen onderzoeksrapport van Alterra, dat in opdracht van een natuurorganisatie was gemaakt. Behoudens de woorden van Jonkhof, waren de discussies over de stagnerende natuurwetgeving vooral herkenbaar. “Wij voelen ons in de steek gelaten door politici en beleidsmakers”; “de maatschappij veroordeelt onze zienswijze”; “Nederland interpreteert de Europese Natuurwetgeving veel te star, zo heeft Europa het niet bedoeld”. Het leek of er 60 agrariërs in de Statenzaal zaten!
Diverse aanwezigen klagen dat zij bij politici en beleidmakers snel weer bij de deur staan: “Met argumenten als boeren zorgen voor ons eten, die moeten blijven, ben je snel uitgepraat.” Ook worden de media aangeklaagd: “Wij krijgen de Zwarte Piet als een nieuwbouwproject stagneert vanwege een bijzondere soort.” Frans Vera, de geestelijk vader van de Oostvaardersplassen, heeft er zelfs voor gestreden om zijn Flevolandse wildernisnatuur buiten de Natura 2000 te houden. “Helaas is mij dat niet gelukt.” Nederland is volgens Vera zo star met zijn natuurbeschermingswet, dat zelfs de natuur daar nooit aan kan voldoen. Je kunt nu eenmaal niet bij wet afdwingen dat er drie paartjes woudaapjes en vier paartjes blauwe kiekendieven in de Oostvaardersplassen broeden. Soorten zijn flexibel, het ene jaar zitten de vogels hier en het volgende jaar in Engeland. Afhankelijk van o.a. het weer.”
Toen ik concludeerde dezelfde klachten vaker te hebben gehoord, maar dan van agrariërs, was er enige ongeloof. Hebben voorvechters van de natuur en van de landbouw dezelfde klachten over het natuurbeleid? Ook de slotconclusie van Ouwehand kon ik onderschrijven. Die luidt: “Kennelijk kiest de overheid voor het vechtmodel waarbij natuur en landbouw zelf moeten uitmaken wie de sterkste is. In plaats van voor handzame regelgeving.”