De Nederlandse rundvee, varkens- en pluimveehouderij zorgen voor brood op de plank bij in totaal 640.000 gezinnen. Omgerekend is één veehouderij dus goed voor zo’n dertig banen. Veehouderijbedrijven zijn dan ook van grote betekenis voor de landelijke werkgelegenheid.
De land- en tuinbouw, inclusief toeleverende en verwerkende industrie, is volgens het ministerie van Economische Zaken goed voor zo’n tien procent van de banen in Nederland. Een deel van de werkgelegenheid is te vinden op de agrarische bedrijven zelf, maar veel meer banen zijn er bij de verwerkende industrie rondom de agrarische bedrijven (denk aan zuivelconcerns, vleesverwerkers, handel, veiling). Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Landbouw Economisch Instituut zijn de veehouderijsectoren goed voor ruim de helft van de banen binnen het ‘agrocluster’. Wanneer de intensieve veehouderij uit Nederland zou verdwijnen, betekent dit een verlies van 165.000 arbeidsplaatsen (2 procent van het totale aantal arbeidsplaatsen in Nederland). De melkveehouderij is goed voor 275.000 arbeidsplaatsen (3,5 procent van het aantal arbeidsplaatsen).
Algemeen | Mens en mening