De mestwetgeving is een grote zorg voor de maisteelt op de zuidelijke zand- en lössgronden in Nederland. Dat zei Brigitte Kroonen van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) van Wageningen UR op de themadag ‘Van Beslisboom Snijmais naar een Ruwvoerplatform’ in Hengelo, Gelderland.
De overheid wil de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat in 2015 verder naar beneden bijstellen om aan de norm van 50 mg nitraat per liter te voldoen in het uitspoelingswater van zandgronden. De bemesting van mais op de zuidelijke zand- en lössgronden wordt daardoor lastig, zei Brigitte Kroonen. Daar lukt de teelt nu nog net met 55 kg P2O5 en 140 kg N per hectare. Maar de bodemvruchtbaarheid gaat achteruit door onvoldoende mogelijkheden voor aanvoer van effectieve organische stof (eos). Uiteindelijk stagneert daardoor de nalevering uit de bodem. Dit is vooral het geval op percelen met continuteelt mais en zeker bij gebruik van varkensdrijfmest. Bij mais in rotatie met grasland is er nog nalevering uit de bodem te verwachten.
In 2015 staat voor zuidelijk zand en löss een korting van de stikstofgebruiksnorm met 20 procent ‘op het programma’. Dat betekent een gebruiksnorm van 112 kg N per hectare. Dan is minstens 30 kg extra stikstof uit de bodem nodig om de mais van voldoende stikstof te voorzien.
Indien de toegestane fosfaatbemesting volvelds wordt toegediend, is deze bij een Pw-getal van < 50 ontoereikend voor een goede opbrengst. Deze ontwikkelingen vragen om een andere aanpak, stelde Kroonen, waarbij niet sec naar de teelt van het gewas mais moet worden gekeken, maar ook naar de maatregelen voor en na de teelt. Mais opnemen in de vruchtwisseling en meer aandacht voor de teelt van een geslaagde groenbemester zijn mogelijkheden.
Lees meer in het artikel ‘Maisteelt kent grote en kleine zorgen’ in V-focus van april 2014.