De stelling dat niemand het Nederlandse stikstofbeleid kan uitleggen, durf ik wel aan. In de loop der jaren heb ik mijn vragen voorgelegd aan vele deskundigen, maar nog altijd is een rij vragen onbeantwoord gebleven. Ik ben er zelfs achter gekomen dat naarmate je je er meer in verdiept, je er minder van snapt.
Kijk, dat een boerenvergunning onderuit gaat bij de Raad van State omdat het veebedrijf een halve mol teveel stikstofneerslag veroorzaakt in een natuurgebied, dat snap ik wel. Een bemestingsexpert weet dat een hoeveelheid stikstof in deze orde van grootte landbouwkundig niets voorstelt – de ‘partij’ heeft een omvang van drie suikerklontjes die je gespreid over het jaar verkruimeld over een hele hectare. Maar juristen weten dat natuurlijk niet. Je mag het een jurist dan ook niet aanrekenen dat hij geen beeld heeft van de omvang van een mestoverschot van een halve mol.
Maar wat ik me al jaren afvraag, is waarom juristen alsmaar UITREKENEN hoeveel stikstofneerslag veebedrijven veroorzaken en dat niet gewoon METEN. “Kan niet”, zeggen juristen, “de berekening is het enige wat rechtsgeldig is”. “Meten is erg duur”, zegt rijksdienst RIVM, “rekenen is veel goedkoper”. Daar zit natuurlijk wat in. Totdat je erachter komt dat er maandelijks wel tienduizend(!) van die erg dure metingen plaatsvinden. De uitleg van het RIVM, dat die metingen zijn bedoeld om de berekening te kalibreren, gaat er bij mij gewoon niet in. En al helemaal niet als je weet dat die metingen erg betrouwbaar zijn en de berekeningen een behoorlijke foutmarge hebben van wel 70 procent. Waarom trekken onze juristen, beleidsmakers en politici niet gewoon hun conclusies op basis van die metingen?
In de aanstaande V-focus het antwoord. De editie verschijnt op 23 mei.