In augustus luidden natuurorganisaties de noodklok voor een aantal soorten weidevogels, en in oktober gebeurde hetzelfde voor enkele paddenstoelen. Natuurorganisaties blijven maar klagen over de minpuntjes, over de paar soorten die in aantallen teruglopen. Zij hebben daarmee veel gelijkenis met de oude schoolmeesters uit vervlogen tijden, die maar bleven hameren op de onvoldoendes op de rapporten van hun leerlingen. Er werden kosten noch moeite gespaard, en vele vrije woensdagmiddagen opgeofferd, om het dramatische wiskundecijfer ietsjes minder dramatisch te krijgen. In het onderwijs is het tij gekeerd, daar prijzen de moderne onderwijzers tegenwoordig hun pupillen voor wat wél goed gaat. Ik vind dat natuurorganisaties dat ook zouden moeten doen, blijer zijn met de successen die wél worden geboekt.
De grote successen
In de natuur gaat heel veel, heel erg goed. Het aantal vogels, vlinders en zoogdieren neemt toe, jaar na jaar. Ik pak de volledige statistieken (alle soorten waarvoor tellingen bijgehouden worden) er even bij, dus niet alleen de statistieken van een paar soorten die in een (tijdelijke) dip zitten. Laten we eens kijken hoe het de Nederlandse soorten is vergaan sinds het jaar 2000:
• Vlinders (50 soorten): + 28 %
• Reptielen (7 soorten slangen en hagedissen): + 9%
• Vleermuizen (8 soorten): + 91 %
• Libellen (48 soorten): + 11 %
• Zoogdieren (eekhoorn, konijn, ree, vos, haas, egel): + 6%
• Amfibieën (16 soorten salamanders, padden en kikkers): + 62%
• Watervogels (67 soorten): +74 %
• Broedvogels (173 soorten): + 23 %
Uit de cijfers blijkt dat er voor alle categorieën diersoorten sprake is van een toename (Bron: Netwerk Ecologische Monitoring).
Successen komen ook toe aan landbouw
Uit de rapporten en onderzoeken van natuurorganisaties blijkt keer op keer de sterke invloed van landbouw op de ontwikkeling van natuurlijke soorten. De teruggang van een aantal soorten weidevogels wordt bijvoorbeeld gerelateerd aan de toegenomen eentonigheid van het agrarische areaal. En bij paddenstoelen is er een relatie met de stikstofdepositie vanuit bemesting. Als de ontwikkeling van soorten in zekere mate toegeschreven moet worden aan de landbouw, mogen we de landbouw natuurlijk niet opeens wegcijferen als een soort zich wél succesvol ontwikkelt. De successen komen dan ook (deels) de landbouw toe! Maar dan moeten we dat wel willen zien en benoemen. Ik wil voorstellen dat natuurorganisaties en boeren beginnen met het vieren van hun beider succes, dat het heel veel soorten wél goed gaat.