In de afgelopen jaren werd de mestwetgeving keer op keer aangescherpt en het gebruik van dierlijke mest in stappen teruggebracht. Deze aanscherpingen blijken nagenoeg geen effect te hebben gehad op het milieu, zo blijkt uit een analyse van de langjarige metingen. De beleidsmaatregelen die na 2004 zijn ingevoerd, hebben vrijwel niets bijgedragen aan de doelen van de Nitraatrichtlijn. Beleidsmakers zouden zich dan ook moeten afvragen of de milieuvervuiling die zij toeschrijven aan dierlijke mest, wel daadwerkelijk wordt veroorzaakt door dierlijke mest.
Tot 2004 was het mestbeleid effectief. De uitspoeling van stikstof uit landbouwgrond verminderde voortdurend. Maar na 2004 heeft de mestwetgeving nog maar heel weinig bijgedragen aan het milieu, zo blijkt uit langjarige metingen van RIVM en LEI Wageningen UR. Dit is opvallend, aangezien er na 2004 vele maatregelen zijn ingevoerd om de bemesting verder aan banden te leggen. Zo werden de gebruiksnormen geregeld verder aangescherpt. In 2006 mocht bijvoorbeeld op grasland op zandgrond nog 355 kg N/ha worden aangewend, in 2014 was dat teruggebracht naar 320 kg N/ha. En de N-gift op maisland daalde van 185 kg N/ha (2006) naar 140 kg N/ha (2015). Een beperkt deel van de stikstof mag worden verstrekt via dierlijke mest, maximaal 170 kg/ha. Alleen derogatiebedrijven (graasdierbedrijven met minimaal 80% grasland) mogen 250 kg N/ha uit dierlijke mest aanwenden, of 230 kg voor derogatiebedrijven in het centrale en zuidelijke zandgebied. Een tweede belangrijke maatregel betreft de teelt van een vanggewas, na het oogsten van de mais. Het vanggewas moet de achtergebleven stikstof wegvangen om zo de uitspoeling te verminderen.
Dierlijke mest te gemakkelijk veroordeeld
Sinds de afschaffing van MINAS, tien jaar geleden, is de invloed van het mestbeleid op het milieu gestagneerd. Dat is opvallend aangezien modelberekeningen wel een gunstig effect hadden voorspeld van de diverse maatregelen. Dat het huidige mestbeleid maar heel weinig bijdraagt aan het milieu komt waarschijnlijk doordat beleidsmakers de milieuvervuiling te gemakkelijk toeschrijven aan dierlijke mest, en hun maatregelen vooral hebben gericht op dierlijke mest. Beleidsmakers zullen zich dan ook moeten afvragen of hun aanname juist is, dat dierlijke mest zoveel stikstofuitspoeling veroorzaakt. Of dat de milieuvervuiling meer uit andere bron(nen) komt, bijvoorbeeld uit kunstmest.
Bij de milieurisico’s van kunstmest wordt weinig stilgestaan, dit lijkt een vergeten onderwerp. Er blijkt opvallend weinig onderzoek te zijn gedaan naar de uitspoeling van kunstmest (op basis van metingen). De schaarse metingen die er zijn, bevestigen dat kunstmest een groter risico geeft op uitspoelen naar het grondwater dan dierlijke mest.
Bedrijven die milieudoelen halen ‘afgestraft’
Uit de beschikbare metingen blijkt verder dat de derogatiebedrijven – de bedrijven die toestemming hebben om meer dierlijke mest aan te wenden – de beste milieuprestaties leveren. Bijna alle derogatiebedrijven halen de doelen van de Nitraatrichtlijn, in tegenstelling tot niet-derogatiebedrijven (waar minder dierlijke mest wordt aangewend). Dan is het merkwaardig dat juist de groep bedrijven die de milieudoelen wel haalt, door de overheid wordt ‘afgestraft’ met een extra korting op het gebruik van dierlijke mest ‘om de milieudoelen te halen’. Welk doel dient dat?
Het artikel ‘Mestbeleid al jaren weinig effectief – Te veel nadruk op dierlijke mest, te weinig op kunstmest’ is vanaf volgende week te lezen in V-focus.