Afgelopen jaar was het zaad voor rode klaver niet aan te slepen. Dit had gedeeltelijk te maken met de invulling van de vergroening, maar kwam ook doordat veehouders steeds meer de kracht van rode klaver in stikstofbinding, eiwitgehalte en productiepotentieel beginnen te waarderen. Hierbij is ook rassenkeuze belangrijk. Met name de persistentie van rode klaver is een belangrijk kenmerk. In het vierjarige project Rode Klaver 2.0, gefinancierd door ZuivelNL en de Stuurgroep Landbouw Innovatie Noord-Brabant, is dit onderzocht.
Een hoge productie van rode klaver in mengsels met gras en een lage stikstofgift op melkveebedrijven wordt tegenwoordig zeer gewaardeerd. Dit levert echter vraag op naar rode klaverrassen die goed blijven produceren na drie tot vier jaar zonder dat er graslandvernieuwing hoeft plaats te vinden. In een vierjarig onderzoek op zandgrond is de productie, voederwaarde maar juist ook de persistentie van vier Mattenklee- en vier Ackerklee-rassen vergeleken.
Conclusies onderzoek acht rassen rode klaver
• Rassenkeuze bij rode klaver is belangrijk: er zat 10 procent verschil in de gemiddelde gras-klaveropbrengst over drie jaar tussen het hoogst producerende ras (Larus) en het laagst producerende ras (Lemmon).
• Voor de rode klaveropbrengst is het verschil tussen de rassen nog groter.
• Mattenklees hebben gemiddeld een hogere persistentie dan Ackerklees, en een hoger aandeel klaver in het derde en vierde productiejaar.
• In de eerste snede van het vierde jaar was de verteerbaarheid en het eiwitgehalte van de rode klaver gemiddeld iets hoger voor de Ackerklees dan de Mattenklees, maar door het lagere klaveraandeel van de Ackerklees was het eiwitgehalte van het grasklavermengsel lager voor de Ackerklees dan voor de Mattenklees.
Het artikel ‘Een slag te winnen bij rassenkeuze rode klaver’, van de auteurs Nyncke Hoekstra, Jan de Wit en Nick van Eekeren (Louis Bolk Instituut) is vanaf 22 januari te lezen in V-focus.