Het mestbeleid beoogt de uitspoeling van stikstof naar het milieu te verminderen. Sinds 2004 wordt echter nog maar nauwelijks vooruitgang geboekt. De maatregelen die vanaf dan zijn ingevoerd, blijken slechts minimaal te hebben geleid tot vermindering van uitspoeling. Hieronder vijf aannames en uitgangspunten die discussie geven.
1. Dierlijke mest wordt aangemerkt als veruit de grootste veroorzaker van de milieuproblemen. (Dit lijkt niet terecht. Meerdere studies tonen aan dat juist sommige veelgebruikte kunstmestsoorten meer kunnen uitspoelen dan dierlijke mest).
2. Het begrenzen van de dierlijke mestgift tot 170 kilo stikstof per hectare en de gewasbehoefte opvullen met kunstmest, wordt gezien als een effectieve maatregel om de uitspoeling van stikstof te verminderen. (Dit is onjuist, deze maatregel leidt slechts tot een verhoging van de bemestingskosten).
3. De overheid heeft het mestbeleid wetenschappelijk goed laten onderbouwen. (Niet echt. De afgelopen 15 jaar is vrij eenzijdig gekeken naar dierlijke mest. Naar de uitspoeling van kunstmest is minimaal gekeken).
4. Het ‘korten’ van derogatiebedrijven op de dierlijke mestgift draagt bij aan de grondwaterdoelen. (Onjuist, derogatiebedrijven halen in hoge mate de grondwaterdoelen).
5. Het mestbeleid vraagt een landelijke aanpak. De overheid communiceert dan ook niet actief welke groepen bedrijven wel en niet de milieudoelen halen. (Doordat niet actief wordt gecommuniceerd dat derogatiebedrijven relatief vaak de milieudoelen halen, wordt de landbouw op het verkeerde been gezet. Een aangenomen motie (juli 2016) moet zorgen voor een inzichtelijke communicatie).
Voor meer informatie, lees het researchartikel Mestbeleid-al-jaren-weinig-effectief dat eerder verscheen in V-focus.
Algemeen | Onderzoek en Beleid