‘Brussel’ vreest voor de derogatie van de stikstofgebruiksnorm voor de Nederlandse veehouderij. “Het gaat voor uw land erg moeilijk worden om derogatie te behouden”, stelt de voorzitter van de delegatie van het Nitraatcomité van de Europese Commissie. Hieronder volgt een samenvatting van het gesprek met deze delegatie, dat vorige week plaatsvond in Brussel. Het gesprek vond plaats op initiatief van de belangenorganisaties Dutch Dairyman Board (DDB) en Innovatief uit de Knel.
Er nemen drie afgevaardigden van het Nitraatcomité plaats aan de vergadertafel. Hun gezichten staan op ernstig, daar is reden voor. De overschrijding van het fosfaatplafond wordt als een grove overtreding beschouwd in Brussel. Het betreft een schending van de afspraken die Nederland met de Europese Commissie maakte voor de derogatieperiode 2014 t/m 2017. De Europese Commissie reageerde aanvankelijk nog coulant, door Nederland in de gelegenheid te stellen maatregelen in te voeren die de mestproductie snel terug zouden brengen onder het plafond. Maar inmiddels is het geduld op. “Nederland weet al twee jaar van de overschrijding, maar in de praktijk is er nog altijd geen effectief plan van aanpak ingevoerd”, stelt de delegatievoorzitter.
Procedure 2016 en 2017
Over het noodplan dat moet zorgen voor een snelle krimp van de rundveestapel tot onder het fosfaatplafond, wil de delegatie weinig kwijt. Daarover lopen gesprekken tussen de Nederlandse autoriteiten en de Europese Commissie. Of het noodplan op de Brusselse instemming kan rekenen, is nog niet bekend.
Wel is de vervolgprocedure helder. De onderhandelingen voor een nieuwe derogatie (die op 1 januari 2018 moet ingaan) kunnen pas starten als Nederland de afspraken uit de lopende derogatieperiode nakomt. Met andere woorden: eerst moet de mestproductie terug zijn onder het plafond, daarna kan er worden onderhandeld over een eventuele nieuwe derogatie. Niet eerder. (Onderhandelingen over een nieuwe derogatie nemen gemiddeld een jaar in beslag, red).
Gebrek aan draagvlak bij sector funest
De delegatie zegt de ontwikkelingen in Nederland goed te volgen vanuit de media. Het is haar dan ook niet ontgaan dat het maatregelenpakket dat de Nederlandse autoriteiten willen invoeren, leidt tot verdeeldheid en verzet. Dit baart haar grote zorgen, draagvlak binnen de sector wordt belangrijk gevonden in Brussel. Deze openlijke verdeeldheid binnen de sector, kan Nederland de derogatie kosten. De delegatie benadrukt dat het de taak van Nederland zelf is om met een goed onderbouwd maatregelpakket te komen mét draagvlak. Het is niet aan ‘Brussel’ om maatregelen voor te stellen of daarin keuzes te maken.
Fosfaatrechten
Tijd om de veestapel fors te reduceren is er bijna niet meer. Mocht het reductieplan mislukken, dan is het afgelopen met de derogatie. Alleen als het plan wél slaagt, is er ruimte om te onderhandelen over een nieuwe derogatie vanaf 2018. Heeft Brussel voldoende vertrouwen in het stelsel van fosfaatrechten dat per 2018 ingevoerd zal worden en waarvan zij het wetsvoorstel reeds ontving? “Wij zien het fosfaatrechtenstelsel als een garantie om ervoor te zorgen dat het fosfaatplafond niet wordt overschreden. Maar de maatregelen die worden ingevoerd, zullen ook moeten bijdragen aan de milieudoelstellingen. Fosfaatrechten zijn onvoldoende om de waterkwaliteitsdoelen te halen, er zijn meer maatregelen nodig.” De delegatie zegt erg bezorgd te zijn over de waterkwaliteit in Nederland, met name de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het is echter aan Nederland zelf om die extra maatregelen naast het fosfaatrechtenpakket in te vullen.
Brussel schuld geven stoort
De delegatie maakt duidelijk dat iedere lidstaat zijn eigen invulling geeft aan het maatregelenpakket waarmee deze de waterkwaliteitsdoelen wil behalen. “Wij kijken of deze voldoende efficiënt en effectief zijn en conform de richtlijnen”, zegt de voorzitter. De spelregels worden in Nederland soms slecht begrepen; als maatregelen op onvrede stuiten, krijgt Brussel de schuld. Dat stoort. “Wij zijn open naar de relevante stakeholders van alle landen, wij leggen iedereen graag uit hoe de regels in elkaar zitten en wat de verantwoordelijkheid is van Brussel en van lidstaten zelf. Daar kunnen geen misverstanden over bestaan.”
Grondgebonden of bedrijfsspecifieke derogatie?
In Nederland gaan stemmen op om het mestbeleid in de volgende derogatieperiode (2018 t/m 2021) over een andere boeg te gooien. Sommige partijen, zoals Netwerk Grondig, willen de derogatie koppelen aan grondgebondenheid (zoals in Ierland en Denemarken). Andere partijen, zoals de DDB en Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV), geven de voorkeur aan een regionale of bedrijfsspecifieke derogatie (zoals in Vlaanderen). Zijn dergelijke initiatieven een aanbeveling voor Nederland? “Een nieuw mestplan introduceren per 2018? Daar is nu geen tijd meer voor. Gezien de procedures en termijnen is dat onhaalbaar.” De delegatievoorzitter benadrukt daarbij dat de maatregelen moeten bijdragen aan het bereiken van waterdoelen. “Mocht Nederland grondgebondenheid en/of bedrijfsspecifieke derogatie als basis van zijn mestbeleid willen, leg dan vooral jullie oor te luister in de lidstaten die derogatie hebben verkregen op basis hiervan.”
Gevolgen verlies derogatie
Bij verlies van derogatie mogen veehouders maximaal 170 kilo stikstof per hectare uit dierlijke mest aanwenden. Met derogatie geldt voor Nederland de gebruiksnorm van 250 of 230 kilo stikstof, afhankelijk van de regio. De Europese norm van 170 kilo is gebaseerd op twee koeien per hectare.