De normen die waterschappen stellen aan boerenslootwater zijn geregeld strenger dan de landelijke normen die de Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt aan wateren in een min of meer ongerepte natuurlijke toestand. De waterschappen die in landbouwgebieden schoner water vereisen dan in de opgerepte natuur zijn: Delfland, Hollandse Delta, Rivierenland, Hunze en Aas en Zuiderzeeland.
De landbouw wordt sinds 2014 getoetst op de normen die waterschappen stellen aan het boerenslootwater in hun werkgebied. Dit gebeurt binnen het 5e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dit programma is erop gericht de derogatie voor Nederland om meer dierlijke mest te mogen aanwenden dan de Europese norm, te behouden.
Normstelling boerenslootwater onjuist
Minister Schultz van Haegen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu stelt in een brief aan de Tweede Kamer (januari 2016) dat doelen voor nutriënten gelijk zijn aan die van natuurlijke watertypen of soepeler, maar in de praktijk nooit strenger. De minister vergist zich. Voor boerenslootwater worden wel degelijk strengere normen gehanteerd door sommige waterschappen. Niet alleen lappen sommige waterschappen de KRW-richtlijnen aan hun laars in landbouwgebied, veel meer waterschappen hanteren voor boerenafwateringen de normen voor ‘opgerepte natuurlijke wateren’ in plaats van ‘kunstmatige wateren’. In Nederland betreffen veruit de meeste wateren in agrarische gebieden kunstmatige wateren.
Hoewel de gestelde KRW-normen pas in 2021 worden geijkt op realiteitsgehalte en dan onderbouwd moeten zijn, zijn deze normen voor de landbouw al sinds 2014 van kracht. Niet vanwege de doelen van de Kaderrichtlijn Water, maar wel vanwege het mestbeleid en behoud van de Brusselse derogatie.
Lijst van waterschappen en de gehanteerde normen voor boerenslootwater in hun werkgebied: Normstelling waterschappen in agrarische gebieden