Op 18 mei kwam het RIVM met een reactie op ons onderzoeksrapport ‘Ammoniak in Nederland – Een noordoostelijke spelbreker‘. Wij constateren dat betrokkenen bij het RIVM nogal vergeetachtig zijn. Wij observeren dat het RIVM de eerdere vragen van ons over Vredepeel onvermeld laat, nooit iets naar buiten heeft gebracht over de foutieve plaatsing van LML station Vredepeel in het licht van eigen maatstaven van representatief meten, en de uitschieters van de pluimveestal zonder enig commentaar meeneemt in de rapportages naar de Tweede Kamer.
Door Jaap Hanekamp en Geesje Rotgers
Het RIVM schrijft kennis genomen te hebben van de publicatie ‘Ammoniak in Nederland – Een noordoostelijke spelbreker’ van de auteurs Geesje Rotgers en Jaap Hanekamp, die op 16 mei naar buiten werd gebracht in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. In het openingsschot meldt het RIVM dat er geen contact is geweest over de inhoud. Kennelijk is het RIVM de mailwisseling die twee maanden daarvoor plaatsvond, al weer vergeten. Op 16 maart is de ‘casus Vredepeel’ voorgelegd aan het RIVM, waarbij de hoofdvraag als volgt was geformuleerd: “meten de LML-meetstations wat wij denken dat ze meten?” We lieten zien dat de noordoostenwind veel ammoniak aanvoert, we gaven de ontwikkelingen op het pluimveebedrijf weer, en stelden de volgende centrale vraag: “hoeveel meter moet er minimaal tussen stal (een directe ammoniakbron) en meetstation zitten?”
Op deze vraag kwam geen antwoord. Wel ging het RIVM in op de consequenties voor het beleid: “Inderdaad is bij NO wind in Vredepeel de concentratie hoger. Deze concentraties nemen we dus ook mee in analyses, want in principe is de meting correct (het zijn gevalideerde waarden) en is dit een representatieve situatie voor veel andere locaties in het agrarische deel van Nederland. Echter bij de interpretatie van de metingen voor het landelijk beeld houden we er rekening mee dat deze stations lokaal beïnvloed zijn (bij de ijking van modelberekeningen worden ze bijvoorbeeld weer niet meegenomen).”
Kennelijk is het RIVM zijn publicaties over representatieve ammoniakmetingen ook vergeten. In meerdere publicaties uit de beginperiode van het meetnet (1990 – 1995) maakt het RIVM melding van een minimale afstand tussen lokale bronnen en het meetstation, die moet worden aangehouden: minimaal 300 meter. Anders zijn de metingen niet representatief. In ons rapport staan de referenties die we niet hebben gekregen van het RIVM.
Hebben de metingen op Vredepeel, inclusief de directe bron (het pluimveebedrijf), invloed op het ammoniakbeleid? Voor het beantwoorden van deze vraag hoeven we alleen maar te kijken naar de beleidsrapportages die mede gebaseerd zijn op metingen op station Vredepeel. Er zijn talrijke rapportages te vinden die hun weg hebben gevonden naar politici en beleidsmakers. Enkele voorbeelden:
- Provincie Noord Brabant (2016)[1]: het RIVM meet sinds 2008 in opdracht van de provincie Noord-Brabant tot 2016 de luchtkwaliteit in landbouwontwikkelingsgebied (LOG) de Rips in Gemert Bakel. Een van de drie meetstations voor het in kaart brengen van de problematiek betreft LML station Vredepeel (LML 131).
- De LML-meetpunten zijn door hun historisch doel meer door landbouw beïnvloed dan de MAN-meetpunten, waardoor de concentraties van ammoniak in LML veelal hoger zijn dan van MAN.[2]
- Grafieken met de jaargemiddelde ammoniakconcentraties op basis van de LML-meetstations staan in diverse recente stukken (zie figuur), en zelfs in een peer-reviewed wetenschappelijke publicatie.[3]
Ten slotte hadden wij het RIVM uitgenodigd voor de persconferentie in Nieuwspoort. Wij hebben ook voorgesteld om te kijken of we in gezamenlijkheid tot een artikel kunnen komen over een vraagstuk dat thans leidt tot veel ophef in het agrarische veld. Helaas werd daar niet op in gegaan.
In plaats daarvan, stelde het RIVM voor dat wij maar moesten aansluiten bij de Rathenau-dialoog, die als doel heeft het vertrouwen in het ammoniakbeleid te herstellen. Daar zijn we aanvankelijk niet op in gegaan. Ons verzoek was om het juist over de wetenschap achter het beleid te hebben. Nadat het Rathenau-instituut instemde met onze wens, hebben wij besloten deel te nemen aan de wetenschappelijke sessie op 8 juni. Wij hebben zelfs al een doosje bonbons ingeleverd bij de organisator, voor bij de koffie. Als het nodig is dat er voor een constructief gesprek ook taart bij moet, zullen wij ook daarvoor gaarne zorgen.