De landbouw en industrie boekten sinds 1990 veel vooruitgang met de aanpak van broeikasgassen. Toch krijgen precies deze twee sectoren opnieuw de rekening gepresenteerd in het Nederlandse Klimaatakkoord. De grote veroorzakers van broeikasgassen gaan grotendeels vrijuit. Dit zijn de opslorpers van olie en elektriciteit, oftewel de Nederlandse bevolking.
Begin deze zomer werden de hoofdlijnen van het Nederlandse Klimaatakkoord gepresenteerd. Daarin zijn afspraken gemaakt over de klimaatopgave per sector. De landbouw is een van de vijf sectoren die aan de bak moeten om te komen tot een forse reductie van de broeikasgassen. Komt Nederland hiermee tot een eerlijke verdeling van het klimaatvraagstuk? Of zijn er sectoren waarvan een onevenredig zware opgave wordt gevraagd, terwijl andere sectoren de dans ontspringen? Op deze vragen wordt een antwoord gezocht.
Klimaatakkoord ondoorzichtig
Wat direct opvalt in het Klimaatakkoord is dat de ‘elektriciteitsopwekking (elektraverbruik)’ en ‘verkeer en vervoer (brandstoffenverbruik)’ als aparte sectoren worden beschouwd. Het energieverbruik is dus losgekoppeld van de gebruikersgroepen. Dat maakt het onmogelijk om na te gaan welke gebruikersgroepen buitensporig veel energie opslorpen. Zijn dat sommige industrieën of bepaalde landbouwsectoren? Of misschien wel de bebouwde omgeving? Ook de emissieregistratie van de Rijksoverheid geeft daarop geen antwoord. Volgens die registratie staat de landbouw op één qua uitstoot van methaan en lachgas. Dit zijn echter nietszeggende constateringen in het licht van de klimaatopgave. Het gaat immers om slechts twee van een reeks broeikasgassen, waarvan CO2 veruit het grootste aandeel heeft.
Sectoren die goed scoren voor klimaat
V-focus toetst zijn vraagstelling aan de database ‘Greenhouse gas emissions by source sector’ van de Europese Commissie. Voor Nederland worden de broeikasgasemissies vanaf 1990 bijgehouden in deze database.
Uit de cijfers blijkt dat de uitstoot van broeikasgassen uit enkele bronnen fors is afgenomen tussen 1990 en 2016. Bijzonder goed scoort de industrie, met uitzondering van de energie-industrie. De chemische industrie heeft inmiddels al een reductie van 65 procent weten te halen, de gemiddelde reductie van broeikasgassen door de industrie ligt op ruim 50 procent. Ook de landbouw doet het goed, deze sector stoot sinds 1990 zo’n 23 procent minder broeikasgassen uit. De winst zit bij de pensfermentatie van met name (kleine) herkauwers: 14 procent reductie en meer nog bij de bemesting en mestopslag: 34 procent reductie.
Er is echter ook een aantal sectoren dat het helemaal niet zo nauw neemt met het klimaat en door de jaren heen steeds méér broeikasgassen uitstoot. Welke sectoren dat zijn, leest u in V-focus.
Conclusie
Een van de conclusies van deze studie is dat het aandeel van de veehouderij in het klimaatvraagstuk wordt overdreven. De huidige wijze van becijferen van de broeikasgasemissies geeft een scheef beeld. Zo wordt een aantal grote veroorzakers van broeikasgassen in andere sectoren om diverse redenen niet meegeteld. Ook wordt de ‘veencorrectie’ niet toegepast door Nederland en de CO2-vastlegging in biomassa en bodem onvoldoende gewaardeerd.
Lees de uitkomsten van deze studie in het omslagartikel ‘Klimaatnota doorgeschoven naar landbouw en industrie’ in V-focus (editie verschijnt 28 september).