Op bomen groeiende korstmossen worden sinds de jaren tachtig door een aantal provincies gebruikt om de effecten van ammoniak in kaart te brengen en te monitoren. Zij blijken goede indicatoren voor ammoniak. Ammoniakminnende korstmossen blijken tot 1998 een toename te vertonen en in de periode 1999-2015 een geleidelijke afname.
Korstmossen reageren duidelijker en sneller op ammoniak dan welke plantengroep ook. Veel soorten zijn gevoelig voor ammoniak, maar er zijn ook veel soorten die er harder door gaan groeien. Vooral de laatste categorie is geschikt om de effecten van ammoniak te monitoren omdat er dan weinig verstorende invloed uitgaat van andere factoren, bijvoorbeeld luchtverontreinigende stoffen als SO2 of NOx. Al enkele decennia vindt met enige regelmaat een inventarisatie plaats van de korstmossen. Deze zogeheten biomonitoring wordt gebruikt om uitspraken over de ontwikkeling in de ammoniakconcentraties te doen. Hierbij wordt goed in beeld gehouden welke andere factoren trends bij korstmossen kunnen veroorzaken (temperatuursverandering, andere luchtverontreinigende componenten).
Conclusies
Concluderend blijkt dat ammoniakminnende korstmossen tot 1998 een toename vertonen en in de periode 1999-2015 een geleidelijke afname. Deze vertraagde reactie op de depositieveranderingen (na-ijleffecten) komt doordat korstmossen tijd nodig hebben om op de gewijzigde omstandigheden te reageren. Bij een stijgende NHx-depositie duurt dit naar verwachting vier tot vijf jaar en bij een dalende belasting vermoedelijk vijf tot acht jaar. Hieruit volgt dat het beleid dus wel degelijk effect heeft gehad op ammoniakminnende korstmossen.
Lees in V-focus het artikel over de trends bij korstmossen van Kok van Herk
(Lichenologisch Onderzoekbureau Nederland), Hans Kros en Wim de Vries (Wageningen Environmental Research) en Addo van Pul (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)