Twee belastingadviseurs die naar eer en geweten advies gaven bij een bedrijfsoverdracht, kregen een berisping voor hun werk. Beiden zetten zich in voor een familiekwestie waarbij achteraf een van de partijen ontevreden was over de advisering. Deze partij stapte naar de tuchtrechter, die de ontevreden partij in het gelijk stelde. De vaksectie Recht van de Vereniging van accountants en belastingadviseurs (VLB) is onder de indruk van de uitspraak.
Medio vorig jaar kwam de Raad van Beroep van Register Belastingadviseurs met een verstrekkende uitspraak: twee belastingadviseurs werden berispt omdat zij de belangen van een van de partijen in een familieaangelegenheid niet goed genoeg hadden behartigd.
De betreffende adviseurs waren ingeroepen voor het regelen van een bedrijfsoverdracht. De zoon zou het bedrijf in verpachte staat van zijn moeder overnemen. Moeder en zoon wilden de zaken eerst in grote lijnen geregeld hebben met de adviseurs – eerst er samen uitkomen – alvorens de andere zes kinderen erbij te betrekken. Van alle gesprekken werden verslagen gemaakt. Achteraf gezien bleek moeder niet tevreden over de gang van zaken. Zij diende een klacht in bij de tuchtrechter van het Register Belastingadviseurs. Daarin maakte zij kenbaar zich gedwongen te hebben gevoeld mee te werken aan de bedrijfsoverdracht. De Raad van Beroep bestudeerde hoe het proces is verlopen en gaat mee in deze klacht. De adviseurs worden berispt omdat zij de belangen van een van de partijen niet goed hebben behartigd.
Wat er fout ging?
Wat is er fout gegaan? De communicatie bleek een bottleneck. De adviseurs maakten verslagen van de gesprekken met moeder en zoon, maar deelden die verslagen niet met de andere kinderen. Verder werden de andere kinderen pas geïnformeerd over de bedrijfsoverdracht toen de akte al was gepasseerd bij de notaris. Dat was te laat, zij werden daardoor voor een voldongen feit geplaatst. Daarnaast is verzuimd een berekening te maken van de lagere overnamewaarde, dan de waarde in verpachte staat die als overnameprijs in de maatschapsakte staat. De adviseurs hadden moeder en zoon wel voorgesteld een dergelijke berekening te maken, maar deze hadden daarin vanuit kostenoogpunt niet toegestemd. De adviseurs worden daar nu door de tuchtrechter op afgerekend, die berekening had gewoon gemaakt moeten worden. Na de uitspraak van de tuchtrechter heeft de familie de zaak aanhangig gemaakt bij het civiele recht. Daarin zal de uitspraak van de tuchtrechter naar alle waarschijnlijkheid worden meegewogen.
Lering voor adviseurs
Sloot en Van Harten vinden dat adviseurs lering moeten trekken uit deze zaak. De adviseurs hebben onvoldoende oog gehad voor de belangentegenstellingen van partijen. “Er kunnen bedrijfsopvolgingszaken zijn waarbij het lastig is om in één zaak twee heren te dienen”, constateert Sloot. Van Harten ziet in de praktijk dat de belangen van partijen niet altijd even goed gediend zijn. Als twee partijen, bijvoorbeeld ouders en kind, een samenwerkingsverband aangaan, worden er bij aanvang afspraken gemaakt. Als die afspraken niet ‘meegroeien’ met nieuwe situaties of veranderde omstandigheden, dan kunnen ze tot een ongewenste uitkomst leiden. Denk daarbij aan ouders die een samenwerkingsverband aangaan met hun zoon op jonge leeftijd. Als de zoon later een partner krijgt die gaat meewerken binnen het bedrijf, is dat een goede reden om het maatschapscontract aan te passen. “Wij zien in de praktijk nog weleens dat bij een echtscheiding de vertrekkende partij met lege handen staat, ondanks dat die jarenlang heeft meegewerkt op het bedrijf. De andere kinderen en de aangetrouwde partners zijn partijen wiens belangen nog weleens ver-geten worden.”
Sloot en Van Harten vinden een berisping voor de belastingadviseurs een zware sanctie. Nog een keer zo’n fout en de adviseurs mogen niet langer lid blijven van het Register Belastingadviseurs. De tuchtrechter zal de fout van dien aard hebben gevonden dat een waarschuwing een te lichte straf was. “De uitspraak onderstreept de verantwoordelijkheid van de belastingadviseur in een bedrijfopvolgingsproces”, benadrukt Sloot.
Tijdig ingrijpen
De adviseur moet de belangen van beide partijen bewaken. “Als één partij dreigt onder te sneeuwen, dan moet de adviseur ingrijpen”, aldus Sloot. Van Harten: “Een oplossing kan zijn dat iedere partij zijn eigen adviseur kiest. Bij twee adviseurs is het de vraag of beiden van hetzelfde kantoor kunnen zijn of liever van verschillende kantoren.” Bij twee adviseurs van verschillende kantoren, bestaat het risico dat de zaak verhardt.
Van Harten: “Je moet oppassen dat je zaken niet te snel wilt regelen. Alle gezinsleden moeten er op tijd bij betrokken worden, niet alleen bij de bedrijfsoverdracht, maar ook bij de maatschapsvorming. Te snel antwoorden op vragen van de klant in familiekwesties, kan achteraf fout uitpakken.” Zo krijgt Van Harten af en toe het verzoek om snel een maatschapsakte te regelen, zodat er bijvoorbeeld nog gebruik kan worden gemaakt van een subsidieregeling. “Ik kan binnen een paar weken de boel in orde maken, maar moet je dat willen? Nee! Binnen de familie staat men niet altijd stil bij wat zo’n akte allemaal betekent. Daar zitten bijvoorbeeld overnamebepalingen in, waar ook de andere kinderen het mee eens moeten zijn. En soms ook de aangetrouwde partijen. Je moet dus niet te snel van a naar b willen.”