Het verdunnen van runderdrijfmest met een derde deel water bij uitrijden is inmiddels de standaard in het Veenweidengebied. Nog verder verdunnen blijkt de grasopbrengst niet positief te beïnvloeden. Minder stikstof uit kunstmest resulteerde in een betere N-benutting uit drijfmest.
Door Jeroen Pijlman, Nick van Eekeren (Louis Bolk Instituut), Wim Honkoop (PPP-Agro Advies), Karel van Houwelingen (KTC Zegveld) en Gé van den Eertwegh (KnowH2O).
Wat kan het minderen van kunstmest betekenen bij het verbeteren van de stikstofbenutting in de veenweiden? En kan met extra verdunning van drijfmest met water de N-benutting van dierlijke mest tegelijkertijd worden verhoogd? Samen met een melkveehouder in de polder Groot Wilnis-Vinkeveen onderzochten het Louis Bolk Instituut, PPP-Agro Advies en KTC Zegveld de effecten van deze strategieën op de grasgroei en -samenstelling.
Veenweiden hebben een hoog N-leverend vermogen als gevolg van een hoog gehalte organische stof. In het voorjaar is de N-levering door de bodem echter nog relatief laag en vooral dan kan N uit mest goed worden benut om het eiwitgehalte in het gras te verhogen. Ruw eiwitgehalten van veenweidegras lopen gedurende het groeiseizoen vaak op tot ruim boven de 20 procent. Een hoog ruw eiwitgehalte goed laten benutten door melkkoeien is moeilijk en kan leiden tot extra ammoniakemissie. Het verlagen van de kunstmestgift in combinatie met drijfmest met water verdund aanbrengen, kan daarom een strategie zijn om de N-benutting in de veenweiden te verhogen.
Lees alles over het onderzoek in de nieuwste uitgave van vakblad V-focus.