Als rekenmodel OPS wordt gebruikt, lijkt het er steeds meer op dat er een eenduidig antwoord is op de vraag waar de stikstofdepositie vandaan komt. Of OPS het juiste instrument is, daarover bestaat nu ook iets meer concensus: OPS is minder geschikt voor grootschalige modellering van stikstofdepositie. Regionaal stikstofbeleid is aanbevolen.
Stikstofbeleid gemaakt en uitgevoerd op basis van modellen en berekeningen. Onderzoekers Geesje Rotgers (onderzoeksjournalist) en Richard Zijlstra (Civiel ingenieur en geodata-analist) zetten vraagtekens bij deze aanpak. Ze zijn in opdracht van Mesdag-Zuivelfonds zelf gaan rekenen met de cijfers en rekenmodellen van het RIVM. In februari presenteerden ze deze cijfers. Vlak na de persconferentie bleek echter dat de cijfers die zij berekend hadden niet klopten. Het rekenprogramma kon geen scheiding maken tussen NOx en NH3 (ammoniak), waardoor de invoer niet klopte. Rotgers en Zijlstra gingen opnieuw aan de slag om de juiste berekeningen op tafel te krijgen. Met behulp van OPS stelden ze vast dat, zelfs met een bufferzone van 10 kilometer om alle stikstofgevoelige natuurgebieden heen, de kritische depositiewaarde alsnog overschreden zal worden. Het RIVM benadrukt dat deze effecten alsnog wel relevant zijn.
Een landbouwvrije bufferzone levert zo weinig reductie op omdat, anders dan vaak wordt aangehaald, deposities niet tientallen tot zelfs honderden kilometers van de bron plaatsvinden. De depositie van stikstofoxide en ammoniak vindt vooral plaats binnen 2,5 kilometer rond de bron. Alleen saneren van bedrijven die zeer dicht bij een natuurgebied liggen, heeft echt zin. Volgens Rotgers en Zijlstra zijn er in zulke zones waarschijnlijk niet veel boerenbedrijven meer over, want eerder natuurbeleid was er namelijk al op gericht om deze bedrijven te verplaatsen.
Lees het volledige artikel in de nieuwste uitgave van vakblad V-focus.