Veel te lange en dure trajecten om innovatieve stalsystemen op de RAV-lijst te krijgen en twijfel over de effectiviteit van emissiearme stalvloeren. Het zijn de belangrijkste redenen voor de Taskforce Versnelling Innovatieve Stalsystemen om te pleiten voor een compleet nieuwe werkwijze rond emissiearme stalsystemen, met de doelen centraal en de boer aan het roer, maar eerst moeten nog enkele twijfels weggenomen worden.
CLM Onderzoek en Advies, WUR en Monteny Milieu Advies hebben in 2019 en 2020 op 18 verschillende melkveebedrijven al proeven gedaan met continumetingen met behulp van realtime sensoren. Uit de voorlopige resultaten blijkt een verschil van 1,5 kilo minder ammoniakemissie per dierplaats per jaar in stallen met emissiearme stalvloeren. “Dat is minder dan je zou mogen verwachten”, zegt Erik van Well van CLM. “Maar vooral de enorme spreiding die we waarnemen is opvallend. Dat betekent niet dat emissiearme stalvloeren niets waard zijn, maar het bevestigt het beeld dat andere factoren een grotere invloed hebben op de effectiviteit van de vloeren dan nu wordt meegewogen. CLM is dan ook voorstander om over te gaan naar een systeem van realtime metingen met sensoren.”
Bijsturing altijd mogelijk
De Taskforce Versnelling Innovatieve Stalsystemen schetst in zijn eindrapportage, die op 5 februari naar buiten kwam, een toekomstbeeld: Elke veestal is uitgerust met verschillende sensoren. Deze meten continu de emissies in en rond de stal. De verzamelde data kan elk moment door de veehouder, die verantwoordelijk is voor het behalen van de vastgestelde emissiedoelen, worden ingezien, en bijsturing is dan ook altijd mogelijk. Jaarlijks wordt een gecertificeerde rapportage van de verzamelde data naar de dan verantwoordelijke omgevingsdienst gestuurd die daarmee gevalideerd kan controleren of de gestelde emissienormen niet worden overschreden.
De taskforce adviseert om zo snel mogelijk toe te werken naar zo’n totaal nieuw systeem, omdat het huidige systeem van stalbeoordelingen en emissiefactoren vaststellen, onvoldoende goed functioneert en in toenemende mate ter discussie staat. De afgelopen twee jaar nam die discussie sterk toe door verschillende rapportages en gepubliceerde bevindingen. De taskforce concludeert dat uit verschillende onderzoeken blijkt dat er regelmatig sprake is van substantiële afwijkingen van de werkelijke emissies ten opzichte van de verwachte vergunde emissies. Er ontstaat volgens de taskforce daardoor een soort schijnwerkelijkheid tussen de vergunde en werkelijke emissies.
Het volledige artikel met daarin onder meer aandacht voor de taskforce, realtime metingen, regelgeving en het behalen van de emissiedoelen is te lezen in vakblad V-focus.