Kringlooplandbouw heeft een positieve invloed op de financiële prestaties van melkveebedrijven. Dat blijkt uit onderzoek door Willemijn van de Geest in opdracht van adviesbureau Boerenverstand.
Het ministerie van LNV ziet kringlooplandbouw als basis voor een duurzame agrifoodsector en een vitaal landelijk gebied. Voor een succesvolle transitie naar kringlooplandbouw is het onder andere voor boeren belangrijk om te weten of het financieel verantwoord is om met kringlooplandbouw aan de slag te gaan. Willemijn van de Geest wilde met haar onderzoek in de eerste plaats inzicht krijgen in de invloed van kringlooplandbouw op de financiële prestaties van melkveebedrijven.
Voor haar onderzoek gebruikte Van de Geest het financiële jaarverslag en de Kringloopwijzergegevens over 2019 van 238 melkveebedrijven. De gegevens werden aangeleverd door Dirksen Management Support. De melkveebedrijven, voornamelijk uit het midden van het land en met gemiddeld 127 melkkoeien en een productie van 9.634 kg meetmelk per koe per jaar, werden ingedeeld in twee groepen: kringloopbedrijven (n=39) en niet-kringloopbedrijven (n=199). Voor het definiëren van de kringloopbedrijven zijn acht technische aspecten overgenomen uit de set Kritische Prestatie-indicatoren (KPI’s) die ook door onder andere het ministerie van LNV en Stichting Milieukeur (voor de On the Way to Planet Proof-melkveebedrijven) worden gebruikt voor het meten van kringlooplandbouw (zie tabel 1). Het gaat om bijvoorbeeld weidegang, eiwit van het eigen bedrijf en blijvend grasland.
Verschillen tussen financiële marges
Om haar hoofdvraag te beantwoorden keek Van de Geest naar de relaties en verschillen tussen de financiële marges van kringloopbedrijven en niet-kringloopbedrijven. Ze gebruikte daarvoor het Chen en Holden-model (2018). De veertien parameters (tabel 2) in dit model geven de financiële positie van de melkveebedrijven weer en onderbouwen verschillen in de marges, uitgedrukt in euro’s per 100 kg melk. De parameters bestaan uit opbrengsten en kosten. Uiteindelijk is de marge per kg vet- en eiwitgecorrigeerde melk onderzocht. De marge houdt rekening met alle inkomsten en kosten inclusief afschrijvingen, hetgeen een volledig beeld geeft van de financiële positie.
Definiëren van kringloopbedrijven* | |
Weidegang | Ja |
Eiwit van eigen land (%) | ≥50 |
CO2- emissie (g kg melk-1) | ≤1199 |
N-bodemoverschot (kg ha-1) | ≤150 |
Blijvend grasland (% van landbouwareaal) | ≥40 |
Groene energie | Ja |
Kruidenrijk grasland en soortgelijk (% van het landbouwareaal) | ≥5 |
NH3-emissie (kg ha-1) | ≤80 |
Optimale benutting op het eigen bedrijf
Uit het onderzoek van Van de Geest blijkt onder andere dat meer weidegang een hogere marge geeft. Onderzoek van Van den Pol – van Dasselaar et al. (2013) toont dat de versgrasopname minimaal 500 tot 700 kilogram drogestof per koe per jaar moet zijn voor financieel voordeel.
Ook een lagere CO2-uitstoot per kilogram melk geeft een hogere marge. Een lagere (berekende) CO2-uitstoot is het gevolg van het voeren van meer ruwvoer en minder krachtvoer; het verschil in de marges van de bedrijven wordt dan ook veroorzaakt door krachtvoerkosten.
Een hoger percentage eiwit van eigen land zorgt eveneens voor een hogere marge: bedrijven met een hogere eiwitproductie van eigen land hoeven minder krachtvoer en andere eiwitrijke producten aan te kopen. Kringloopboeren hadden gemiddeld 4 procent meer eiwit van eigen land in vergelijking met niet-kringloopboeren. Kringloopbedrijven hadden een hogere stikstofbenutting en een melkproductie van gemiddeld 10.043 kg meetmelk. Door efficiënte omgang met eigen mineralen en producten kan gewerkt worden aan een bedrijfsvoering met minder verliezen.
Ruim 2 cent verschil
Uit het onderzoek kwam uiteindelijk een margeverschil naar voren van 2,19 cent per kg meetmelk, in het voordeel van de kringloopbedrijven. De hogere marge werd veroorzaakt door de hogere prijs die kringloopboeren ontvingen voor de dieren die het bedrijf verlieten (veeverkoop), het voeren van een optimale hoeveelheid krachtvoer en een lagere dieselverbruik (transportkosten). De resultaten van het onderzoek laten dus een positieve invloed zien op de financiële positie van boeren die aan kringlooplandbouw doen volgens de beschreven criteria.
Wilt u de hele thesis van Willemijn van de Geest lezen, neem dan contact met haar op via w.van.de.geest@aeres.nl
Vijftien onafhankelijke financiële parameters die de financiële prestaties van de melkveebedrijven bepalen.
Financiële parameters * |
Melkverkoop |
Veeverkoop |
Overige opbrengsten |
Ruwvoerkosten |
Krachtvoerkosten |
Kunstmestkosten |
Gewasbeschermingskosten |
Zaaizaadkosten |
(Huur van) machines |
Transportkosten (brandstof) |
Veekosten |
Arbeidskosten |
Overige kosten |
Overhead |
Marge |