Natuurorganisaties stellen regelmatig dat het slecht gaat met de natuur. Op welke data baseren zij zich? Michiel van der Weide, teamleider kennis en informatie bij Natuurmonumenten, verantwoordelijk voor de monitoring en het opslaan en evalueren van data, geeft antwoord.
Welke data gebruikt Natuurmonumenten om te stellen of het in een gebied goed of slecht gaat?
Voor meer dan driekwart van het areaal dat we beheren ontvangen we SNL-subsidie. Een voorwaarde daarvoor is dat we monitoren conform de protocollen die je vindt op BIJ12.nl. Deze zesjaarlijkse monitoring is onze belangrijkste databron en vloeit voor zover mogelijk in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De SNL-monitoring omvat een aantal soorten flora, de samenhang tussen vegetaties, de faunagroepen vogels, libellen, sprinkhanen en dagvlinders en tot slot structuur. Bijvoorbeeld vergrassing of struikopslag. Ernaast wegen de dagelijkse waarnemingen van onze mensen in het veld mee. De derde pijler is Het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) waarin beheer, beleid en wetenschap gezamenlijk onderzoeksvragen formuleren en beantwoorden.
Verdroging en verzuring worden tevens vaak aangehaald als problemen voor de natuur. Hoe meten jullie die?
Verdroging wordt gemeten met een meetnetwerk van peilbuizen. Dit is te raadplegen in het DINO-loket. De combinatie van peilbuisstanden en vegetatieontwikkeling leert ons iets over de verdroging. Voor verzuring bestaat niet zo’n meetnetwerk. Het verdwijnen van veel dagvlinders van de heides is er wel een duidelijk voorbeeld van, dat staat buiten kijf. Daarbij geldt wel dat vegetatie nooit op één factor reageert. Lucht, water en bodem hebben alle drie invloed.
Er wordt geklaagd over gebrek aan nulmetingen. Eens?
Het SNL-systeem is zo’n tien jaar terug gebouwd. De monitoringen sindsdien zijn onderling te vergelijken. Daarvoor werd ook gemonitord, maar met een andere methodiek zodat je die gegevens niet zonder meer over de SNL-monitoring kunt leggen. De SNL-monitoring is eens in de zes jaar, van de meeste gebieden zijn er nu van twee rondes data beschikbaar en elke keer dat er een bij komt, zullen we betrouwbaardere conclusies kunnen trekken.
Toevallige voorbijgangers met een app kunnen nu waarnemingen doen. Zijn dit betrouwbare waarnemingen?
Natuurmonumenten baseert zich op gestandaardiseerde waarnemingen door deskundige of geïnstrueerde waarnemers. Dat wil niet zeggen dat we de veelheid aan losse waarnemingen van de app-gebruikers niet toejuichen. Het richt de aandacht ook op andere soorten. Met de juiste statistiek kun je wel een en andere afleiden.
Wat vindt u van de toegankelijkheid van natuurdata?
Ik vind dat de overheid aan zet is bij inzichtelijker maken van data. Daar werken ze aan. Zo ontsluit het CLO onder auspiciën van het CBS trends, werkt het IUCN aan een nationaal biodiversiteitsdashboard, en op soortennl.nl vind je alle informatie over waarnemingen van bedreigde inheemse soorten in natuurgebieden. De belofte is dat data uit de NDFF kosteloos publiekelijk toegankelijk worden.