A2-melk is mogelijk beter verteerbaar voor sommige mensen. Onder melkveehouders bestaat daardoor toenemend interesse in de productie van A2-melk. Om aan te kunnen tonen dat melk enkel het A2-gen bevat, introduceert Melkcontrole Centrum Vlaanderen een PCR-test.
Ongeveer 80 procent van de eiwitten in melk bestaat uit verschillende soorten caseïne-eiwitten. De op één na meest voorkomende vorm hiervan is Bètacaseïne waarvan er ook weer meerdere vormen zijn. De vormen A1-bètacaseïne en A2-bètacaseïne komen het meest voor. In melk met het A2-gen zit alleen A2-bètacaseïne. Wetenschappelijk bewijs voor de betere verteerbaarheid van A2-melk ontbreekt overigens nog.
Niets dan de van de beide ouders vererfde genetica, is bepalend voor de bètacaseïne in de melk van de betreffende koe. Als de koe van beide ouders het A2 bètacaseïne-gen erft, zal ze A2-melk produceren. We noemen dit homozygote koeien en deze dieren hebben alleen het A1- of alleen het A2-gen. Een heterozygote koe heeft ze beide. De homozygote koe met twee A2-alellen produceert zuiver A2-melk. Hier kan in de fokkerij op ingezet worden. In hoeverre bestaande populaties homozygoot A2 zijn, zou per ras verschillen. Bij de rassen Jersey, Guernsey en Brown Swiss, zou het merendeel van de dieren A2-melk produceren. Om dit per dier te achterhalen moet genetisch worden getest.
Met de nieuwe PCR-analyse kan van de dieren van Vlaamse melkveehouders worden bepaald of een koe homo- of heterozygoot het A2-gen heeft. Ook de tankmelk kan met deze methode worden getest.