De recente beslissing van de provincie Noord-Brabant om ongebruikte stikstofruimte van veehouderijen en grote industriële bedrijven in te trekken, heeft tot gemengde reacties geleid. Volgens Saskia Boelema, gedeputeerde van Noord-Brabant, is dit een noodzakelijke stap om weer nieuwe vergunningen voor bedrijven te kunnen afgeven.
“Het intrekkingsbeleid van ongebruikte stikstofruimte lijkt op het eerste gezicht een daadkrachtige stap, maar zal in werkelijkheid vooral voor paniek en juridische procedures zorgen”, aldus Jeroen van Boxmeer, adviseur Ruimtelijke Ordening en Milieu bij DLV Advies. “Er wordt alleen niet-bestaande stikstof ingetrokken, wat betekent dat de natuur er niets beter van wordt als de vergunningen worden ingetrokken. Ondernemers zullen zich gedwongen voelen zich te beschermen tegen deze actie, die zij als bedreiging voor hun bedrijfsvoering beschouwen. Dit kan ervoor zorgen dat ze alsnog kiezen om meer stikstof uit te stoten of de intrekking juridisch aan te vechten.”
De problematiek rondom stikstofdepositie is complex en de huidige wetgeving heeft onrealistische doelen gesteld. “In de wet zijn resultaatverplichtingen opgenomen om een bepaald percentage van het natuurareaal onder de kritische depositiewaarde (KDW) te krijgen. Deze KDW wordt nu gebruikt als absolute bovengrens, terwijl wetenschappelijk gezien er geen zekerheid is dat de natuur bij overschrijding van deze waarde per definitie achteruitgaat,” legt Van Boxmeer uit. “Het RIVM heeft al aangegeven dat deze doelen niet haalbaar zijn, zelfs niet als Nederland alle inwoners en activiteiten zou stopzetten.”
In plaats van de huidige resultaatverplichtingen, pleit de DLV-adviseur voor een verbeteringsverplichting. “Ontwikkelingen moeten gestimuleerd worden waarbij van elke ontwikkeling een kleine, haalbare verbetering van de individuele stikstofdepositie wordt gevraagd. Dit kan bijvoorbeeld door extern salderen te stimuleren met een haalbare afroming per ontwikkeling. Zo draagt elke activiteit bij aan een kleine verbetering en wordt de natuurverbetering bekostigd door de markt.”
Als er niets verandert, waarschuwt Van Boxmeer voor ernstige gevolgen. “Maatschappelijke en economische ontwikkelingen zullen stil komen te liggen, en extern salderen zal onbetaalbaar worden. Bedrijven zullen niet meer kunnen investeren in verduurzaming.” Het is volgens DLV duidelijk dat een duurzame en haalbare oplossing nodig is om zowel de natuur als de economie te beschermen.