De melkveehouderijsector staat aan de vooravond van grote veranderingen. Er komen roerige jaren aan met veel afvallers, voorspellen agrarische accountants. Daarbij schetsen ze twee hoofdroutes, waarbij de verschillen in bedrijfsomvang en bedrijfsstijl beduidend groter worden dan voorheen.
“We komen in een periode dat de sector flink gaat uitschudden”, zegt Geert Veenstra, relatiemanager bij Alfa Accountants en Adviseurs in Leeuwarden. Het is 17 april 2023 en Veenstra schetst voor een zaal met boeren in Sneek zijn visie op de toekomst. “Ik voorzie een uitstroom van 30 tot 50 procent van de melkveebedrijven in de komende vijf à tien jaar, in elk geval aanzienlijk meer dan we de afgelopen jaren hebben gezien.” Zijn collega Jelmer Sietzema heeft zojuist teruggeblikt op het financieel nu al historische topjaar 2022. Een jaar waarin de kostprijs weliswaar 9 tot 10 cent hoger lag dan voorgaande, maar ook een jaar waarin de melkprijs met gemiddeld 57,3 cent maar liefst 19 cent hoger uitkwam dan in 2021 en zelfs 22 cent hoger dan in 2020. Het gemiddelde winstniveau per bedrijf kwam uit op bijna 200.000 euro. “Je moet wel haast onnozel zijn als je als melkveehouder niet flink geld hebt verdiend in 2022”, zei Sietzema.
Ouderwets krappe marges
Inmiddels staat iedereen in de sector weer met beide benen op de grond. De melkprijs lijkt in rap tempo terug te keren naar een niveau van rond de 40 cent. De kostprijs daalt mee, maar hier en daar toch niet zo hard als de melkprijs. Gevolg: ouderwets krappe marges. “Op basis van de kritische melkopbrengst is een melkprijs van 40 cent momenteel te laag op 9 van de 10 melkveebedrijven”, stelt Sietzema. Terwijl er op basis van het goudomrande inkomen van 2022 ook nog een knoert van belastingaanslag aan zit te komen. “Boeren die onvoldoende hebben gebufferd, krijgen een serieus probleem”, waarschuwt hij.
Omdat geen van beide adviseurs verwacht dat er snel weer zo’n uitzonderlijk jaar komt als 2022 en de politieke onzekerheid over de toekomst van de melkveehouderij nog wel even lijkt aan te houden, voorziet Veenstra in de komende vijf jaar een versnelde uitstroom. Temeer omdat dierhouderij in Nederland onder een blijvend vergrootglas ligt en het niet snel meer goed lijkt te kunnen doen. “Er zijn veel 55-plussers zonder opvolger. Ik kan me voorstellen dat die zeggen: is dit nog wel leuk? Zeker nu melkprijs en liquiditeit weer onder druk komen te staan.” Sietzema verwacht om voornoemde redenen ook een flinke toename van het aantal uitstromers jonger zijn dan 40 jaar.
Veenstra wijst de zaal ook op stijgende rentes op financieringen en matige financiële resultaten bij de 25 procent bedrijven in de staart van het peloton. “Daarvan weet je: die gaan het niet redden. En je ziet het nu al gebeuren, overal in Nederland komen meer melkveebedrijven te koop. Sommige zie je aankomen, maar er zitten ook tussen waarvan je denkt: verrek, die ook al? Nee, er gaat de komende jaren echt wel wat uitstromen en dat proces is al begonnen.” De Alfa-adviseur sluit een krimp van de Nederlandse melkplas van 14 naar 10 miljard kilo melk niet uit. “Zuivelfabrieken zullen meer melk uit het buitenland gaan halen, ook dat zie je nu al gebeuren.”
Jelmer Sietzema en Geert Veenstra werken bij Alfa Accountants en Adviseurs, Rick Hoksbergen bij Countus.
Scherpere verschillen in stijl
De komst van een GVE-norm per hectare is een kwestie van tijd, voorspelt hij. En de verschillen in bedrijfsomvang worden scherper. “Aan de ene kant bedrijven met 500, 600, 700 koeien, die verspreid over meerdere locaties worden gerund door ondernemers die moeten beschikken over organisatietalent. En aan de andere kant het grotere peloton van gezinsbedrijven met tussen de 100 en 200 koeien.” De diversiteit op deze bedrijven zal groot zijn: van meedoen aan een speciale melkstroom tot lagekosten-bedrijf met agrarisch natuurbeheer of tot melk produceren voor het hoogste biologische segment. Voor allen geldt: “Heb visie, weet waar je naartoe wil en heb vooral geen gat in de hand. Wees kostprijsbewust. Zuinig boeren is een must.”
Inspelen op meer gras
Branchespecialist melkvee Rick Hoksbergen van Countus gaf de afgelopen weken ook enkele inleidingen over de toekomst van de sector. Hij voorziet de komende jaren eveneens een scherpere tweedeling in bedrijfsstijlen in de melkveehouderijsector. “De gemiddelde veehouder met 100 tot 200 koeien en een productie van 10.000 kilo melk per koe gaat een beetje verdwijnen. Of hij of zij groeit en intensiveert door naar 300 of meer koeien, met melkproducties van 12.000 à 13.000 kg per koe, vaak in combinatie met monomestvergisting. Of hij of zij blijft op 100 tot 150 koeien en schakelt om naar een meer extensieve en natuurinclusieve manier van boeren, waarbij de melkproductie teruggaat naar 8.000 of misschien zelfs wel 7.000 kg melk per koe”, voorziet Hoksbergen.
Die laatste route hoeft niet ten koste te gaan van het inkomen. Op basis van recente berekeningen van Countus komt verder extensiveren verrassend positief uit de bus. Door via weidegang en eventueel ook zomerstalvoeren te kiezen voor maximaal vers gras voeren – dat toch volop aanwezig is – wordt flink bespaard op krachtvoer, kunstmest en bewerkingskosten. Aan de opbrengstenkant kan de extensiverende melkveehouder door middel van meedoen aan een speciale melkstroom, GLB-eco-gelden, agrarisch natuurbeheer en eventueel carbon farming eveneens een mooie plus bijschrijven. “Met extensivering ga je niet het grote geld verdienen, maar als je het een beetje slim en goed doet, hoeft het je ook zeker geen geld te kosten”, stelt Hoksbergen.
Gebied bepaalt je toekomst
De branchespecialist melkvee van Countus stelt dat het gebied waarin een bedrijf nu zit erg bepalend wordt voor de toekomst. “Melkveehouders willen van nature het liefst veel melken en doorgroeien naar route 1. In gebieden als de kustregio’s in Noord-Nederland of Flevoland is dat misschien een optie, maar niet als je bedrijf ingeklemd zit tussen twee natuurgebieden in Twente of Overijssel. Dan is route 2, extensiveren, zo gek niet”. Hoksbergen verwacht een toenemend aantal bedrijven dat deze kant opgaat. “Het wegvallen van derogatie, uitkoop van boeren, de komst van landschapsgrond: alle pijlen van de overheid zijn gericht op extensivering. En je krijgt voor deze route ook maatschappelijk de handen op elkaar, met een overheid die maar wat graag faciliteert.”
De meeste nationale melk zal uiteindelijk toch komen van de bedrijven die kiezen voor grootschaligheid, intensivering, automatisering, veel melk per koe en het dan bijna onvermijdelijke pad van monomestvergisting en stikstofkraken. “Daar komt straks tweederde van alle melk weg, terwijl ze qua aantal misschien hooguit 20, 25 procent van het aantal melkveebedrijven in Nederland vormen”, voorspelt Hoksbergen. Uitdagingen: bij de komst van een GVE-norm per hectare zullen de melkveehouders ondanks het verwerken van de mest toch voldoende grond onder het bedrijf moeten zien te krijgen, mogelijk via de akkerbouw. De kapitaalsintensiteit van deze bedrijven vraagt om veel cashflow. En: innovaties verouderen snel en moeten dus in relatief korte tijd worden afbetaald.
Positief over toekomst
Terug naar het verhaal van Alfa. De door Veenstra voorspelde exodus moet ook niet worden gedramatiseerd, stelt hij. “Ik geloof heilig in de werking van vraag en aanbod. Minder vee betekent uiteindelijk ook structureel hogere prijzen voor melk en vlees. Op het moment dat er ergens minder van komt, zal de prijs omhooggaan. Wie hier goed doorheen komt en op tijd schakelt, wacht een mooie toekomst met goede opbrengstprijzen”, denkt de relatiemanager van Alfa. “Zorg dus dat je bij die top 25 blijft of komt.”
Ook Hoksbergen is positief gestemd. “Natuurlijk blijft er een sterke melkveesector in Nederland. Het grote voordeel van Nederland is dat alles op heel korte afstand van elkaar zit. Die infrastructuur is uniek in de wereld en mede daardoor blijft Nederland zeer innovatief en competitief.” Een ander argument is het belang van reductie van CO₂-uitstoot. “Ook in Den Haag en Brussel weten ze dat we dat met alleen maar extensiveren niet gaan redden.” Tot een uitspraak over de sectoromvang laat hij zich niet verleiden. “Dat weet ik niet. Boeren in de veenweidegebieden zal op termijn weleens te moeilijk kunnen worden. Maar op zand- en kleigrond blijft volop melkveehouderij, alleen al omdat Staatsbosbeheer het geld niet heeft om al dat landschap te onderhouden.”
Zijn boodschap aan de melkveehouders die willen blijven, is helder: “De tijd van alleen maar melken en FrieslandCampina verkoopt het wel voor je, is voorbij. Kijk goed om je heen in welk gebied je zit, wat daar past en wat de maatschappij vraagt. Richt daar je bedrijf op in. Dat vraagt om een andere mindset. Maar ik zie genoeg jonge boeren die het zo al oppakken en enthousiast aan de slag gaan. Dat stemt hoopvol.”