Van de groep agrariërs die zelf aangeeft duurzame landbouw al gedeeltelijk toe te passen, vindt 54 procent dat de Nederlandse landbouw (verder) moet verduurzamen. Dat blijkt uit onderzoek door Geelen Consultancy en Motivaction International in opdracht van het ministerie van LNV.
De groep agrariërs die zelf aangeeft duurzame landbouw al gedeeltelijk toe te passen, is door de Geelen Consultancy en Motivaction de ‘middengroep’ genoemd. Het ging om 70 procent van de agrariërs die een eerste vragenlijst invulde; op deze groep van 1.187 boeren en tuinders richtte het onderzoek zich verder. Ruim de helft (54 procent) van de middengroep vindt dat landbouw in Nederland (verder) moet verduurzamen. 30 procent daarvan vindt dat verduurzaming nodig is om de natuur te herstellen, de waterkwaliteit te verbeteren en/of de klimaatopgave te halen. 21 procent vindt verduurzaming niet nodig omdat er volgens hen geen probleem is. En 9 procent is van mening dat andere sectoren en/of de overheid de problemen moeten oplossen.
Bijna de helft (46 procent) van de middengroep vindt dat het eigen bedrijf (verder) moet verduurzamen, 20 procent vindt dat dat niet nodig is.
58 procent van alle ondervraagden vindt dat een (eventuele) omslag naar duurzame landbouw op het eigen bedrijf alleen maar geld kost. Volgens 39 procent is het praktisch niet realiseerbaar. En 49 procent noemt het economisch niet haalbaar.32 procent noemt verduurzaming onvermijdelijk en 33 procent wil er prioriteit aan geven op zijn of haar bedrijf. 13 procent wil er koploper in worden en 10 procent denkt dat het zijn of haar exportkansen vergroot.
Meer kosten en meer waardering Tweederde van de middengroep ziet vaker nadelen dan voordelen van duurzame landbouw voor het eigen bedrijf. Bijna 80 procent van deze tweederde noemt meer kosten als voornaamste nadeel van verduurzaming. 68 procent vreest voor minder inkomen. En 61 procent verwacht een slechtere concurrentiepositie van zijn of haar bedrijf op de wereldmarkt.Van de groep die vaker voordelen ziet van verduurzaming (eenderde van de middengroep), noemt 55 procent het voordeel ‘meer waardering/respect voor mijn beroep’. 53 procent verwacht meer plezier in het werk en 43 procent meer continuïteit van het bedrijf. Volgens 30 procent leidt verduurzaming tot meer bereidheid bij consumenten en directe afnemers voor het betalen van een eerlijker prijs. 14 procent verwacht een beter inkomen.
Van de totale middengroep is driekwart (misschien) bereid om (verder) te verduurzamen, een vijfde waarschijnlijk niet en 2 procent onder geen enkele voorwaarde.
Regelgeving grootste belemmering
Als grootste belemmering om (verder) te verduurzamen, noemt 79 procent regelgeving (complex, tegenstrijdig, streng, verandert steeds). Geringe bereidheid bij directe afnemers en consumenten om een eerlijke prijs te betalen, wordt door 60 procent als een belemmering gezien. En 57 procent vindt dat de overheid te weinig overlegt met agrariërs over wat er moet gebeuren. Het niet terug kunnen verdienen van investeringen in verduurzaming, wordt door 47 procent als belemmering genoemd, en 31 procent zegt onvoldoende financiële middelen te hebben om de bedrijfsvoering anders in te richten.
Op de vraag wat ze nodig hebben bij het maken van een (verdere) omslag naar duurzame landbouw, antwoordt 62 procent van de agrariërs: consistente regelgeving die voldoende ruimte laat voor innovatie en eigen invulling, en 59 procent: een consistente en eenduidige langetermijnvisie van de overheid.
Volgens 52 procent is er meer vraag nodig naar duurzame producten en een betere (eerlijke) prijs. 31 procent zegt overheidssubsidies nodig te hebben en 21 procent meer mogelijkheden om (betaalbare) leningen te krijgen. Voor 16 procent is persoonlijk (onafhankelijk) advies met doorrekening van de eigen situatie noodzakelijk en voor 10 procent betere voorlichting.
Innovatie
Voor verduurzaming op het eigen bedrijf wordt innovatie het meest overwogen (door de helft van de middengroep). Extensiveren wordt door 22 procent genoemd. 16 procent zou overwegen te stoppen met het bedrijf. Verplaatsen binnen Nederland wordt als minst aantrekkelijk gezien (genoemd door 5 procent). Agrariërs gaan dan liever emigreren (genoemd door 10 procent)