Voor Nederlandse dieren werd in 2022 aanzienlijk minder antibiotica gebruikt dan in 2021. Vooral in de varkenshouderij snelde het gebruik omlaag. In de kalverhouderij is de trend niet langer dalende. De geiten- en kalkoenhouderij hebben problemen met aanleveren van betrouwbare data.
De Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) rapporteert jaarlijks de verkoop en het gebruik van antibiotica in de Nederlandse veehouderij. De verkochte massa actieve stof is in 2022 met 22,9 procent gedaald ten opzichte van 2021. De varkenssector laat afgelopen jaar een sterke daling zien van 23,8 procent in het gebruik zien ten opzichte van 2021. Ook in de sectoren vleeskuikens, vleeskonijnen en vleeskalkoenen daalde het gebruik aanzienlijk en is sprake van een dalende trend. Vleeskuikenhouders met traag groeiende rassen gebruiken aanzienlijk minder antibiotica dan die met reguliere rassen. In de overige pluimveesectoren is het gebruik stabiel en laag. In de vleeskalverensector was tot 2020 sprake van een dalende trend, maar die lijkt niet door te zetten. In de melkveehouderij is het gebruik sinds 2014 laag en stabiel. Bij de houders van overig rundvee was sprake van een gebruiksdaling van 43,6 procent. De geitenhouderij is sinds 1 april 2021 verplicht antibioticagebruik te registreren, maar over zowel 2021 als 2022 stelt de SDa dat de dataset niet compleet is. Het aantal geiten per bedrijf is niet altijd duidelijk alsook de diercategorie per bedrijf niet. Ook over betrouwbaarheid van de data van de kalkoensector bestaan twijfels.
Structureel hooggebruikende kalverhouders in de categorieën rosévlees start en blankvlees krijgen te maken met aangescherpte regels vanuit het kwaliteitssysteem in de vorm van toewijzing van een extra externe adviseur. Ook wordt geschreven dat overdracht van enkel BVD-vrije kalveren vanuit de rundveehouderij, zoals voorgenomen vanaf 2024, mogelijk een verlagende invloed op het antibioticagebruik in de kalverhouderij heeft.