Het kabinet zet in op groener bouwen. Boeren kunnen daar goed bij helpen door teelt van hennep, olifantsgras en vlas, gewassen waarvan biobased bouwmaterialen kunnen worden gemaakt. Twentse Bouwboeren is een van de lokale initiatieven die boeren enthousiast maakt voor deze teelten.
Het vervangen van traditionele bouwmaterialen door biobased materialen moet onder meer zorgen voor een lagere CO2-emissie: met de teelt van deze gewassen wordt niet alleen voor een langere periode koolstof vastgelegd in bouwmaterialen, maar ook in de bodem bij meerjarige teelten van olifantsgras en zonnekroon.
De teelt van vezelgewassen voor biobased bouwmaterialen gebeurt al veel langer. Maar met de opschaling daarvan wil het nog niet zo vlotten. Een van de oorzaken zou zijn dat de vezelgewassen minder geld opleveren dan gangbare gewassen. Er wordt door de overheid nagedacht over de ontwikkeling van een verdienmodel om de overstap aantrekkelijker te maken, waarbij de ontwikkeling van de vraagkant (bouwers en opdrachtgevers) een belangrijke voorwaarde is.
Een tweede, daarmee samenhangende oorzaak, is dat het aantal initiatieven nog beperkt is en vaak bestaat uit losse schakels. Die moeten volgens het kabinet worden gekoppeld tot een keten van boer tot bouwer. ‘De gewenste snelle ontwikkeling vraagt om een ketenaanpak waarbij de producent van de bouwmaterialen en de producent van de grondstoffen met elkaar afspraken maken over vraag, levering, kwaliteit en prijs.’
Building Balance
Om de teelt van vezelgewassen en het gebruik ervan in de bouw in eigen land een impuls te geven, werkt het transitieprogramma Building Balance aan het initiëren, stimuleren en ondersteunen van zelfstandige regionale en landelijke ketens voor biobased bouwmaterialen: ‘van land tot pand’. Inmiddels doen er tien regionale en drie landelijke ketens mee aan het programma (zie kader). Sommige ketens zijn net opgestart, andere bestaan al wat langer. “In de regio’s verbinden we boeren en bouwers met elkaar. In de ketens werken we ook samen met partijen als gemeenten, projectontwikkelaars en Rabobank”, vertelt Loraine Westerneng van Building Balance. “We willen de ketens van boer tot bouw zo kort mogelijk houden, vandaar de regionale ketens. De landelijke ketens hebben voor een goede businesscase een grotere schaal nodig: voldoende areaal voor de teelt van vezelgewassen en genoeg afzet van de eindproducten.”
Het oprichten van regionale ketens, gefaciliteerd door Building Balance, begint meestal met een ketenbijeenkomst van grofweg twintig boeren, twintig bouwers en twintig opdrachtgevers. Er worden dan samen spelregels bepaald voor de keten; het verdienmodel van de boeren is dan ook een belangrijk gespreksonderwerp. In elke keten is een andere dynamiek. Westerneng: “Dit voorjaar ondertekenden de dertien woningcorporaties, die actief zijn in 21 gemeenten van de Metropoolregio Eindhoven (MRE), een commitmentverklaring om stapsgewijs binnen vijf jaar 100 procent biobased isolatiemateriaal toe te passen in hun sociale huurwoningen. Van land naar pand. Dat zorgde voor vertrouwen bij boeren, dat de vraagkant is georganiseerd, de afzet van hun gewassen geregeld is. Daardoor sloten ze zich aan bij de keten en zijn ze de gewassen zoals vezelhennep gaan telen.”
Building Balance ziet ook kansen dat boeren vergoed worden voor hun ecosysteemdiensten, bijvoorbeeld ook voor de CO2 die opgenomen wordt door vezelgewassen en door ketensamenwerking wordt vastgelegd in bouwproducten. Die toeslag komt dan bovenop de opbrengsten van de tonnen drogestof en de GLB-premie (zie kader Vezelgewassen in eco-regeling). “Dat tezamen maakt het interessant om de gewassen te gaan telen.”
Het doel is dat de regionale ketens doorgroeien naar een areaal van ongeveer 1.000 hectare, en de landelijke ketens, afhankelijk van de productieschaal die ze nodig hebben, naar circa 3.000 hectare. In 2030 moet er dan op 50.000 hectare, ongeveer 3 procent van het Nederlandse landbouwareaal, vezelgewassen worden geteeld voor de bouw.
“We merken dat de interesse van boeren om zich aan te sluiten bij een keten toeneemt”, zegt Westerneng. “Ook loonwerkers spelen erop in met hun machines. We verwachten dat het areaal volgend teeltseizoen flink zal stijgen.”
Twentse Bouwboeren
Twentse Bouwboeren is een van de regionale ketens in Oost-Nederland die bij Building Balance is aangesloten. Dit project startte in januari 2023. Eric Versteeg is, samen met Janneke Paalhaar, bij Twentse Bouwboeren betrokken vanuit advies- en ingenieursbureau TAUW. Volgens Versteeg kan de teelt van vezelgewassen bijdragen aan groener bouwen, maar ook aan het verder verduurzamen van de landbouw. Voordelen van de vezelgewassen zijn dat ze geen tot weinig bemesting verlangen en ook nauwelijks gewasbeschermingsmiddelen nodig hebben. Daarmee leveren ze een bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit, vertelt Versteeg. Daarnaast wortelen vezelgewassen diep, waardoor ze goed bestand zijn tegen droogte. “En last but not least: doordat ze heel snel groeien, leggen ze CO2 vast in de vorm van vezels. Door de vezels te gebruiken in de bouw, haal je de CO2 langjarig (meer dan vijftig jaar) uit de kringloop. Mais legt ook CO2 vast, maar die komt in de winter alweer vrij als het product wordt gevoerd.”
Door die langjarige vastlegging kun je volgens Versteeg ook carbon credits toekennen aan de teelt van vezelgewassen en zo een stuk extra verdienmodel realiseren. “De eerste vraag van een boer is vaak: wat levert zo’n gewas op? Die credits zijn nog niet voor alle vezelgewassen geregeld.”
Belangstelling
Voor akkerbouwers ligt het meer voor de hand om vezelgewassen te gaan telen. Die nemen de gewassen op in hun rotatie in plaats van bijvoorbeeld graan, merkt Versteeg. “Melkveehouders hebben minder kennis van gewasteelt. Bovendien kunnen vezelgewassen financieel nog net niet concurreren met snijmais.”
Er zijn volgens Versteeg veel onzekerheden die ervoor zorgen dat veel melkveehouders niet meteen enthousiast zijn over de teelt van vezelgewassen. Zo is er nog steeds geen Landbouwakkoord, waarin mogelijk ‘betekenisvolle afspraken’ worden vastgelegd voor de toekomst van de landbouw. “We richten ons als Twentse Bouwboeren eerst op de koplopers, boeren die hun nek durven uit te steken. Als er één schaap over de dam is, volgen er meer, verwachten we.”
Gewassen en toepassing
Nederlandse boeren kunnen kiezen voor meerjarige vezelgewassen als olifantsgras en zonnekroon. Versteeg: “Deze gewassen zijn na één tot twee jaar langjarig oogstbaar, tot wel twintig jaar. Je hebt er weinig omkijken naar. Ze hebben een heel hoge opbrengst en met de teelt leg je veel CO2-vast.” Een ander meerjarig vezelgewas is lisdodde. Dit gewas heeft een vochtige bodem nodig. Eenjarige vezelgewassen zijn vezelhennep en vlas. Ook naar sorghum wordt gekeken “En het stro van graan kan in de bouw worden toegepast. Het heeft heel goede isolerende eigenschappen.”
De vezelgewassen kunnen worden verwerkt tot los isolatiemateriaal voor het isoleren van (spouw)muren, vloeren en daken. Maar er kan ook plaatmateriaal worden gemaakt van vezelgewassen. En geprofileerde blokken van geperst graanstro worden gebruikt bij de bouw van huizen. “Er worden in Nederland al huizen gebouwd die voor 90 tot 95 procent biobased zijn. Alleen de fundering is dan nog traditioneel. Maar doordat biobased bouwmaterialen lichter zijn dan traditionele materialen, kan de fundering ook lichter worden uitgevoerd.”
Samenbrengen
Twentse Bouwboeren probeert de boeren die vezelgewassen (willen) telen samen te brengen met bouwbedrijven in de regio. Ook is er contact met gemeenten en woningcorporaties. Veel gemeenten hebben net als de provincies in de zogeheten woondeals afgesproken hoeveel woningen ze gaan bouwen om bij te dragen aan de kabinetsdoelstelling van 900.000 huizen erbij in 2030. “Gemeenten kunnen in bijvoorbeeld aanbestedingen en bestemmingsplannen het gebruik van biobased bouwmaterialen stimuleren. Woningcorporaties hebben te maken met een verduurzamingsopgave, waarbij ze onder andere biobased isolatiematerialen kunnen inzetten.”