WUR-onderzoekster Heleen van Kernebeek legt in de nieuwste uitgave van V-focus nog eens uit dat de bodem het ‘centrum’ van ons voedselsysteem is. Het landbouwhuisdier is een tussenstation. Wat erin gaat komt immers van de bodem en wat eruit komt, zou weer naar de bodem terug moeten.
Daar zijn we het allemaal over eens. Steeds vaker tref ik veehouders die de bodem centraal stellen in hun bedrijfsvoering. ‘Bodemgekkies’ of ‘pierenboeren’, zei ik weleens. Gekkies of niet, deze olievlek verspreidt zich snel, in binnen- en buitenland. De bodemgekkies hebben zich losgemaakt van het gangbare, het systeem losgelaten: chemie eruit, kunstmest eruit, en het adaptatiemodel omarmen. Het krijgt steeds meer gevolg, ‘bodemboeren’ noem ik het nu graag. Bijna dagelijks tref ik mensen die de bodem centraal stellen in hun bedrijfsvoering. “Vooral minder doen”, zeggen ze vaak laconiek. “En meer verdienen.” Wie wil dat niet? Uit een ondervraging door WUR van melkveehouders in de Achterhoek, blijkt dat steeds meer van hen zich actief op de bodem, biodiversiteit en broeikasgasemissies richten, in plaats van op jongveeopfok, dierwelzijn en voeding.
Het artikel over een aanstaande vab-studiebijeenkomst achterin deze V-Focus, laat een ander lichtje op extensiveren schijnen: het aloude intensiveren verlichtte de arbeid. Extensiveren vraagt juist om extra handen. Niet spuiten en geen kunstmest strooien scheelt tijd, maar eropuit om ridderzuring te trekken, dat is een tijdvreter en ik denk dat de gemiddelde schoolgaande puber liever vakken vult. Arbeid blijft schaars, voorspelt de Sociaal-Economische Raad.
Goedkope internationale medewerkers ook, vult Tycho van Bavel van Abeos Agri aan. Nu komen veel arbeiders en migranten onze kant op, maar die aantallen zijn veranderlijk en dus geen langetermijnoplossing. Daar is technologie voor nodig. Of een beroep op vrijwilligers om honderden meters houtwal aan te planten. Niets mis mee. Maar het moet gezegd: als we onze landbouw veranderen, meer met, in plaats van tegen de natuur werken, dan vraagt dat veel werk voor veel handen. En dat wordt geen makkie.