De belangrijkste functie van een voedselsysteem is het leveren van veilig en genoeg voedsel voor mensen. WUR-onderzoeker Heleen van Kernebeek wijst de weg naar een voedselsysteem dat voorziet in genoeg voedsel zonder de planetaire grenzen te overschrijden.
Staat het dier centraal in het voedselsysteem?
“Dat wordt vaak gezegd, maar is niet zo. De bodem bepaalt hoeveel voedsel geproduceerd kan worden en wat in de kringloop wordt gebracht.”
Welke rol hebben landbouwhuisdieren dan wel?
“Hoeveel landbouwhuisdieren onderdeel zijn van een voedselsysteem, wordt uiteindelijk bepaald door onze vraag naar dierlijk eiwit. Volgens Breewood en Garnett (2020) van de universiteit van Oxford is 8 tot 17 procent van het wereldwijde landbouwoppervlak in gebruik voor de veevoerproductie terwijl het geschikt is voor de teelt van humaan voedsel. Dit heet de voer-voedselcompetitie.
Dit neemt toe als de humane vraag naar dierlijk eiwit groeit. Het verschil tussen 8 en 17 procent is groot, dat komt doordat één van de wetenschappelijke bronnen ook grasland op bodems die voor de teelt van voedsel geschikt zijn meetelt. Vanuit klimaatperspectief moeten we ons echter afvragen of we grasland wel willen omzetten in akkerbouwgrond.”
Is een dieet zonder dierlijk eiwit wenselijk?
“Een veganistisch dieet is uit het oogpunt van circulariteit ook niet optimaal. Er bestaat een optimum voor dierlijk eiwit in het dieet, waarbij op globale schaal geen voer-voedselcompetitie optreedt en er voldoende eiwit en mineralen voor de groeiende wereldbevolking wordt geproduceerd. Vee wordt dan gevoerd met coproducten van gewassen voor humane consumptie, gewasresten en zijstromen.”
Hoe ziet landbouw zonder voer-voedselcompetitie eruit?
“Met een aangepast humaan voedingspatroon – meer plantaardig, minder dierlijk eiwit – komt er akkerbouwareaal vrij. Dat creëert systeemreserves, alleen met zo’n buffer is een systeem gewapend tegen fouten en onvoorziene gebeurtenissen. Zo maakt een humaan consumptiepatroon zonder concurrentie tussen voedsel en voer, het voedselsysteem veerkrachtig.”
Voor welke ethische keuzes zet ons dat?
“Verandering van landgebruik en consumptiepatroon hebben veel impact. Is een veerkrachtig voedselsysteem die impact waard? Het gaat ten koste van verdienten in de veehouderij – hoe gaan we daar als maatschappij mee om? Hoe verdelen we schaarse bronnen als land en water? Kunnen mensen in armere landen hun voedingspatroon wel aanpassen? En zo zijn er nog veel meer vragen.”