De stikstofverliezen na bemesting kunnen flink oplopen. Dat geldt voor zover dierlijke mest als kunstmest. De processen in de bodem zijn complex en de impact van sommige meststoffen op het milieu zouden beter in kaart moeten worden gebracht. Herman de Boer, onderzoeker bij Wageningen Livestock Research, geeft praktische handvatten voor het verminderen van stikstofuitspoeling op grasland.
Afgelopen voorjaar publiceerde Herman de Boer, samen met onderzoekers van het Louis Bolk Instituut, een wetenschappelijke studie waarin onder meer is gekeken naar de uitspoeling van stikstof uit kunstmest op grasland. Onderzoek waarin de directe uitspoeling uit kunstmest daadwerkelijk is gemeten, is schaars. Desondanks wordt algemeen aangenomen dat de stikstofefficiëntie van kunstmest erg hoog is: op grasland zou die al snel 80 procent of meer bedragen. Maar in werkelijkheid wordt in proeven op zandgrond vaak een efficiëntie van maar 60 tot 65 procent behaald. Dit betekent dat tot 40 procent van de stikstof verloren is gegaan door uitspoeling (nitraat) en vervluchtiging (onder meer lachgas). Zware regenval net na het strooien kan zorgen voor flinke verliezen. In het onderzoek van De Boer ging hierdoor na strooien half augustus een kwart van de gegeven kunstmeststikstof binnen twee dagen verloren. Een andere studie wees uit dat kunstmest strooien op natte grond kan leiden tot hoge denitrificatieverliezen, tussen 6 en 9 procent. Maar hoge efficiënties van 95 tot 100 procent worden ook gemeten, op vruchtbare gronden, mits op het goede moment gestrooid. “En soms komt de werking van kunstmest zelfs boven de 100 procent uit: kunstmest kan de mineralisatie van organische stikstof uit de bodemvoorraad stimuleren”, vertelt De Boer. “Het is goed mogelijk dat daardoor de werking van kunstmest regelmatig wordt overschat.”
Lees het artikel ‘Milieuvriendelijk bemesten blijft complex’ over het verminderen van de uitspoeling van dierlijke mest en kunstmest nu in V-focus.