In discussies over de weg naar een duurzame landbouw buitelen belangenorganisaties over elkaar heen. Maar wat is ‘duurzaam’? Daar begint de discussie meteen te ontsporen: binnen de wetenschap zijn er namelijk meer definities.
Een van de wetenschappelijke definities van duurzaam is zo efficiënt mogelijk produceren. Dit betekent sturen op de laagste footprint per kilo product: hoe efficiënter en intensiever de landbouw, hoe lager de footprint. Een tweede definitie gaat uit van het gebruik van zo weinig mogelijk hulpbronnen, oftewel de minste grondstoffen per kilo voedingseiwit. Plantaardige producten scoren hier beter dan dierlijke. Een derde definitie van duurzaam gaat uit van zo weinig mogelijk afvalstoffen per kilo product. In dat geval gaan dierlijke en plantaardige consumptie in een bepaalde verhouding hand in hand. Hier wordt ingezet op het sluiten van de agrarische, maar ook de humane, kringlopen. De definitie die je kiest, bepaalt de uitkomsten, zo blijkt tijdens de studiedag van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding.
Economie en overheid
Om tot een duurzame landbouw te komen moet niet alleen een keuze worden gemaakt in de definitie van ‘duurzame landbouw’ maar ook de economie zal op de schop moeten. Die wordt nu gedreven door vraag en aanbod, oftewel een zo laag mogelijke kostprijs. Verder zal de overheid meer ruimte moeten bieden voor innovaties – die ruimte is er nu nagenoeg niet. De landbouw is met handen en voeten gebonden aan regelgeving.
De studiedag van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding leidt tot interessante inzichten. Welke? Dat leest u vanaf 21 juli in V-focus.